Hoofdstuk 4
De Koning van Ter
'Hij die de voorspellingen kent, kan de toekomst veranderen.'
Torum van Stenai
Ter, het jaar 2953 N.S.
Zijne Majesteit de koning van Ter - Dragan Slán zat ongeduldig op zijn troon in kleine troonzaal. Zijn kort ravenzwart haar glinsterde in kaarslicht. Hij was duidelijk geïrriteerd en als er iemand anders behalve hemzelf zich in de troonzaal bevond, zou diegene zeker dood neer vallen als de koning zijn kant op keek met zijn bodemloze zwarte ogen vol venijn. Al uren zat hij op zijn raadgever Gliceas Dubh te wachten. Hij was het behoorlijk zat om tijd te doden met het lezen van vage aan iedereen bekende voorspellingen en daarom zat hij de laatste drie kwartier naar de goedbelichte kaart van Ter en Inn, dat op de andere kant van troonzaal hing, te staren.
'Je kunt maar beter een goede reden hebben voor je vertraging, Gliceas,' mompelde de jonge koning terwijl hij zijn donker blauw mantel wat dichter om zich heen sloeg. Het vuur in het haard begon duidelijk minder te worden. Koning Dragan had al de bel in zijn handen gepakt om de bediening te roepen toen hij plotseling de stappen hoorde naderen. Enkele seconden later zwaaide de zware deur open en lange man in een zwarte reismantel kwam binnen. Hij sloeg de deur achter zich dicht en stapte zelfverzekerd naar de koning.
'Wel, alle demonen van de onderwereld!' schold de jonge koning. 'Vind je het normaal om je koning zo lang te laten wachten?'
'Het spijt me, sire,' de man gooide de capuchon van zijn mantel naar achteren. Hij had zwart haar dat duidelijk begon te vergrijzen net iets langer dan tot zijn schouder hangen. Zijn koude zilver-grijze ogen keken enigszins vermoeid en zijn grote kromme neus, dat aan een roofvogel zoals vlieger deed denken, was rood van de kou. 'Weersomstandigheden hebben voor mijn late komst gezorgd.' Hij boog zijn hoofd ter begroeting.
'En heb je nog goed nieuws meegebracht of alleen excuses?' vroeg de jonge koning korzelig.
'Ik heb een juffrouw meegenomen, sire,' de oude man glimlachte sluw en zelfvoldaan, 'die een visioen beweert te hebben gehad. Een visioen over uw toekomst.'
'En wat heeft ze gezien?' vroeg de koning gapend.
'Dat wil ze alleen aan u vertellen, mijn heer,' antwoordde de raadgever. 'Als u het me toe staat.'
Koning Dragan knikte.
Gliceas opende de deur en een jonge meid niet ouder dan twintig kwam binnen. Ze had vuurrood haar dat nat was van gesmolten sneeuw. Vol waardigheid, die je bijna brutaal zou kunnen noemen, liep ze naar de koning.
'Sire,' zei maakte een ongepast klein knikje voor de koning, 'Zo ziet u er dus uit.'
'Zo spreek je niet tegen je koning,' Gliceas greep haar rood haar. Hij was net klaar met zijn spreuk die het geluid onmogelijk maakte om buiten de troonzaal te ontsnappen.
'Laat haar, Gliceas,' de koning Dragan keek voor het eerst echt geïnteresseerd. 'Ik heb inderdaad niet te klagen wat mijn uiterlijk betreft,' hij glimlachte zelfvoldaan, 'Jij ook niet zo te zien,' hij bekeek haar schaamteloos wellustig. Ze doorboorde hem met haar felgroene ogen terwijl ze naar hem keek. Haar gezicht zag er mooi uit ondanks de ziekelijkheid dat het uitstraalde. Gezien haar zweterige gelaat, had ze vermoedelijk koorts. 'Maar eerst de zaken. Wat voor visioen heb je gehad? Wat heb je gezien? Vertel me... Wat is je naam?'
'Céad, is mijn naam, sire,' ze bleef hem aankijken.
'Vertel me, Céad, wat je allemaal over mijn toekomst gezien hebt.'
'Een dorp, genaamd Fáilte, werd afgebrand en geplunderd, omdat een boer voor zijn dochter opkwam. Hij vroeg de metgezel van de koning om van haar af te blijven. De koning lachte en zei dat man er niet in te brengen had. De man smeekte dat de koning en zijn metgezellen zijn dochter niet aanraakten. De koning werd boos. Hij zei dat hij de man en daarmee iedereen in het dorp een lesje zou leren' ze spraak alsof het haar ontzettend veel moeite koste om te praten en te blijven staan. Nog een beekje zweet gleed langs haar wang. 'Hij naam de dochter van de boer mee, liet het dorp afbranden en alle bewoners vermoorden. 's Avonds kwam ik terug uit het bos om te ontdekken dat iedereen die ik lief had dood was en een halflevende buurvrouw vertelde me wat er gebeurde.'
'En wat heeft het verbranden van een stom dorpje met mijn toekomst te maken?' vroeg de koning nors. Hij voelde zich niet aangesproken.
'Heb je alles gelogen om koning je zielig verhaaltje te kunnen vertellen?' Gliceas greep haar haar weer. Dit keer stopte de koning hem niet.
'Het klopt ik heb geen bijzondere visioenen gezien,' ze leek de pijn van Gliceas greep niet te voelen, 'Ik wilde de koning zien. Ik wilde met mijn ogen uw ogen zien,' ze wierp een hatelijke blik naar de koning, 'Met uw daden kan er maar een voorspelling zijn! Torum van Stenai had gezegd: ''Een slecht mens eindigt nooit gelukkig!'' ze ademde zwaar.
Na deze woorden pakte koning Dragan een rijkversierde zilveren dolk uit zijn laars. 'Vieze, leugenachtige kreng!' schreeuwde hij en gooide het dolk naar Céad. Het dolk doorboorde haar hart en Gliceas liet haar vallen.
'Verdomme, Gliceas!' raasde de koning. 'Is dat alles wat je hebt gevonden? Een stomme bedrieglijke trut?'
'Nee, mijn koning,' antwoordde de raadgever. Dat soort mensen komt overal voor. Zelfs ik had het niet zien aankomen. Maar uiteindelijk kunnen we zelfs dat in ons voordeel gebruiken. We zullen haar morgen tentoonstellen als voorbeeld voor de anderen. Ik heb nog vijf mannen en drie vrouwen meegenomen. Ze schijnen zeer bedreven te zijn in het opzoeken en ontcijferen van de voorspellingen, sire.'
'Dat kunnen ze inderdaad beter zijn!' zei de koning wrevelig. 'Gliceas, het maakt me niet uit hoe, maar ik wil de geschiedenis ingaan niet als de koning van Ter, maar als koning van Terinn. Het maakt me niet uit of de eilanden weer naar elkaar toe groeien of dat ik Inn gewoon kan veroveren.'
'De voorspellingen suggereren dat het één eiland zal worden, dus ik neem aan dat ze naar elkaar toe moeten groeien, mijn heer. Uw grootvader heeft het bijna vijftig jaar geleden geprobeerd om Inn te veroveren net zoals vele heersers van Ter voor hem, maar we weten al te goed wat er met de schepen gebeurd zodra ze halverwege zijn.'
'Jij zegt dat ze niet verder komen, maar deze roddels moeten ons niet tegenhouden om het nog eens te proberen.' viel Dragan Gliceas in rede.
'Sire, het zijn geen roddels, het zijn feiten,' Gliceas glimlachte.
Hij herinnerde zijn eigen vuur en ijver wat zijn ambities betrof toen hij net zo jong was als de koning. Door de jaren heen was Gliceas Dubh heel wat wijzer en voorzichtiger geworden. Ja, hij heeft heel wat geleerd. Een ding was zeker het was altijd verstandiger en veiliger om grote roem en glorie aan iemand anders over te laten en uiteindelijk alle macht zelf te hebben dan andersom. Officieel was Ter van de koning, maar als de koning steeds naar de raadgever luisterde dan was Terinn van de raadgever zonder dat iemand het besefte.
De koning leek voor een moment verdronken in zijn gedachten te zijn. 'Vertel me, tovenaar, waarom zijn mensen zo stom zijn? Die wicht,' hij wees onverschillig richting Céads dode lichaam, 'komt hier en verspilt haar laatste energie, en uiteindelijk, leven alleen om te vertellen, dat ik volgens haar niet goed zou eindigen,' Dragan rolde zijn ogen geïrriteerd. 'Alsof het iets uit zou maken voor mij of voor haar. Met zo'n uiterlijk zou ze toch en rijke minnaar, of zelfs man kunnen vinden en zich nergens meer zorgen over te hoeven maken. Waarom zou je de mensen missen die je leven alleen zouden beperken of verpesten? Waarom zou je je ouders missen, die je steeds vertellen wat je moet doen en je op een dag gaan uithuwelijken? Waarom zou je je zus missen die bewust of onbewust de aandacht van je ouders steelt en later je vent kan stelen? Waarom?'
De oude tovenaar begreep koning Dragan al te goed. Belachelijk hoe verdrietig mensen konden worden bij het verlies van familieleden of zelf vrienden.
'De meeste mensen worden voornamelijk door emoties gedreven die ze 'liefde' en 'genegenheid' noemen, sire,' antwoordde de raadgever. Het leek alsof zijn grijze ogen van harde staal gemaakt waren. 'Niet iedereen is wijs genoeg om zijn vrijheid te waarderen als ze die krijgen. Er zijn zelf slaven die oprecht de dood van hun heer betreuren, zelfs als ze de vrijheid als afscheidsgift krijgen. Maar daarover mogen we niet klagen, mijn heer. Daarmee moeten we blij zijn. Hoe meer mensen die zich door 'liefde' en 'genegenheid' laten regeren hoe meer mensen er zijn die bang zijn om iemand te verliezen en des te makkelijker is het voor u ze onder controle te houden.'
'Ach, Gliceas, mijn ouwe sluwe vos,' koning Dragan glimlachte sinister. 'Wat heb je toch gelijk. Wat heb je toch ontzettend veel gelijk!'
'Dank u, sire,' Gliceas glimlachte terug.
'Als ik nou net zo achterlijk was als al die andere mensen, dan zou ik zeggen dat ik van je hou.' zei de koning lachend. De raadgever lachte hartelijk mee.
'Nou, goed,' zei Dragan terwijl hij opstond, 'Het is laat. Ik ga naar mijn vertrekken. Zorg dat die andere acht voorspellers, of hoe jij ze ook noemt, het gaan beseffen wat er met hen gaat gebeuren als ze hun koning proberen te bedriegen.'
'Komt in orde, sire,' de man met de roofvogel neus boog zijn hoofd, 'Welterusten, sire.'
'Welterusten, Gliceas,' zei de koning als hij de troonzaal verliet.
De tovenaar glimlachte naar zichzelf. Wat had hij de koning toch goed opgevoed. Dat zal een echte koning worden! Niet zo'n stomme zwakkeling als zijn vader, die de verdriet om zijn vrouw vijf jaar lang in wijn probeerde te verdrinken en ten slotte zijn nek brak door het vallen van de trap in dronken toestand. God zij dank, leek Dragan meer op zijn grootvader en daar kon Gliceas wat mee.