Hoofdstuk 3
Zoals in sprookjes.
‘En ze leefden lang en gelukkig.’
Einde van een sprookje.
Ter, het jaar 2953 N.S.
Banríon stond in haar kamer uit het raam te kijken. Het was alweer januari en het was alweer veel te koud en er lag veel te veel sneeuw, maar oh wat was het anders vergeleken met drie jaar geleden. Alles was zo veel beter geworden sinds ze bij opa en oma gingen wonen. Nu woonde Banríon onder een dak met alle mensen van wie ze hield, zonder mensen die ze niet mocht en aan wie ze niet kon ontsnappen.
Een week nadat ze naar het kasteel van de grootouders aankwamen, verscheen de boodschapper van het kasteel Rih met het nieuws dat de heer Conan Rih werd vermoord bij de vergadering van stadhouders van de steden in provincie Hala waarvan Prid ook een deel uitmaakte en waarvan graaf Rih de stadhouder was. De boodschapper vertelde dat heer Conan een gevecht met de stadhouder van Caisleán na Farraige aanging, die hem fataal werd. Banríon voelde zich meer opgelucht dan verdrietig en Ceart voelde hetzelfde. Alleen moeder voelde zich erg van streek over de dood van haar man. Ze had onbegrijpelijk veel medelijden met de man die, door zijn jaloerse en achterdochtige karakter, de laatste jaren van hen huwelijk zo ellendig maakte. Maar dat verdriet was nu al lang over.
Banríon voelde zich vrij en kon zich eindelijk gelukkig noemen. De sneeuw bleef maar vallen en op zich was het een heel mooi uitzicht ondanks al die kou. Ze bewonderde het prachtige tafereel en verzonk zo in haar dromen dat ze schrok toen ze geklop op de deur hoorde.
‘Ja,’ zei ze.
Een lange roodharige jonge man opende de deur en stapte haar kamer in. Hij had ondeugende groene ogen en een dergelijke hoeveelheid sproeten op zijn gezicht. Hij leek zo ongelooflijk veel op zijn grootvader.
‘Ban,’ begon hij vrolijk, ‘ik moest het van opa doorgeven dat heer Verla nodigt ons uit voor een feestelijk diner vanavond en de jonge heer Verla, beter bekend als Clan,’ hij maakte een zoen geluid bij de naam, ‘zei dat de dames hun beste jurken moesten aantrekken.’
‘En zei hij ook wat we zouden vieren, Ceart?’ vroeg Banríon.
‘Nee,’ zei haar broertje quasi onverschillig. ‘Ik zou het niet weten. Ik zou het echt niet weten.’
‘Kijk me niet aan alsof ik het weet,’ lachte ze breed.
Ceart keek haar weer veel betekenend aan en vertrok. Banríon wachtte nog even totdat ze zijn stappen niet meer en sprong een gat in de lucht. Nou ze wisten het allebei wel wat er hoogstwaarschijnlijk zou gebeuren, maar het zou onbescheiden zijn om te doen alsof het vanzelfsprekend was.
Banríon ging naar haar kast om een jurk uit te kiezen of beter gezegd om een jurk te pakken, omdat ze er geen twijfels over had welke van haar winter jurken ze de mooiste vond. Natuurlijk degene die ze eind vorig jaar van Clan kreeg. Het was smaragden groen. De eerste onderjurk was van witte linnen en voelde heel lekker aan. Geborduurde mouwen waren zijn enige versiering. De ondergedeelte met lange mouwen en de bovengedeelte met korte mouwen dat eroverheen kwam waren van dunne warme groene wol dat uit het noorden van Kin-Li imperium afkomstig was. De jurk was rijkelijk geborduurd met zilveren draad. En het allerleukste was dat Clan had deze jurk zelf gemaakt. Hij leek opa wel met zijn borduren. En opa bleek dus inderdaad al het borduurwerk op het jurk te hebben gedaan. Banríon was hoogstwaarschijnlijk de enige meisje in de hele wereld die een jurk had dat door haar geliefde en door haar opa gemaakt was. Ze pakte haar lievelingsjurk en legde hem op het bed en daarnaast haar mooiste juwelen: zilveren tiara met smaragden en bijpassende oorbellen en ring. Daarna ging ze naar beneden om te lunchen, maar had ze niet het gevoel dat ze trek had van al dat opwinding.
Het sneeuwde niet meer op het moment dat Banríon en de rest van de familie de slee binnenstapten. Opa was heel trots op zijn nieuwste aanwinst ook al had je lang niet elke winter genoeg sneeuw om op een slee te kunnen rijden.
‘Zo zie je wel dat het handig is om een slee te hebben,’ zei hertog Tírmór voor de zoveelste keer.
‘Ja, opa, we zien nu ook het nut ervan,’ zei Ceart terwijl hij tussen zijn zus en moeder ging zitten.
‘Hoeveel zal ik voor je vragen?’ de hertog keek zijn kleindochter aan.
‘Grootvader,’ begon Banríon, ‘het is nog niet gevraagd. Misschien is dat helemaal niet de reden waarom graf Verla ons –’
‘Ach bij alle Hoop op Hereniging, natuurlijk is dat de reden,’ viel opa haar in reden, ‘en wat mij betreft mocht hij het ook eerder doen, want dan was ik al twee honderd koeien rijker. Ja, dat lijkt me een mooi prijs.’
‘Vader,’ Grá keek hem berispend aan.
‘Ik zou persoonlijk nooit zoveel voor je betalen,’ Ceart sloeg een arm om zijn zusje, ‘maar hopelijk denkt graaf Verla er anders over.’
‘Ophouden met mijn kleindochter pesten,’ beval hertogin Tírmór.
‘Dat zouden we nooit durven, liefste,’ hertog Tírmór maakte grote eerlijke ogen terwijl hij zijn vrouw aankeek.
‘Nooit van ons leven, oma,’ Ceart imiteerde zijn grootvaders gezichtsuitdrukking. ‘Au,’ Gealach gooide een handschoen naar haar kleinzoon.
‘Zullen we die slechteriken maar zonder lekkere warme kruidenwijn laten?’ hertogin haalde een grote kruik kruidenwijn tevoorschijn.
‘Klopt! Kruidenwijn is alleen maar voor goede mensen,’ stemde opa in. ‘Geef eens hier.’
‘Droom maar verder,’ zei oma en duwde haar mans handen van de kruik weg.
Zoals gewoonlijk ging de pesterij gewoon verder en meer dan twee uur reizen vlogen zomaar voorbij.
Het kasteel van graaf Verla was qua grootte maar een derde van het kasteel Tírmór. In vergelijking met kasteel Tírmór was het een bescheiden gebouw. Het was van donker grijze stenen gemaakt, wat onder al die sneeuw nauwelijks te zien was.
De slee stopte voor de poort en Banríon voelde haar hart razend snel kloppen. Clan Verla liep naar de slee. Zijn gewaden waren een combinatie van donker rood en zwart.
''Goeie genade zeg,'' begon hertog Tírmór.
''Wat een deftige kledij, Clan,'' vulde Ceart hem aan, ''je zou zomaar een graaf kunnen wezen.''
''Jullie ook een goede dag, heren,'' antwoordde de jonge graaf, ''en dames natuurlijk.'' Hij maakte een buiging naar het vrouwelijk gedeelte van het gezelschap. ''Vrouwe Banrión,'' Clan gaf zijn hand om Banrión uit de slee te helpen, terwijl oudere hertoginnen door hertogen geholpen werden.
Het werd steeds kouder en het begon ook al donker te worden. In de gang van het kasteel voelde het veel warmer. Vrolijke melodieën waren al goed te horen en eens in de zaal was het duidelijk dat het een grote feest zou worden. Oude graaf Verla had troubadouren uitgenodigd en een nar die als enige vrolijk aan het dansen was en zodra hij de gasten zag begon hij onmiddellijk gekke bekken te trekken. Het was een klein mannetje, zeker niet groter dan anderhalve meter, met een behoorlijk lelijk gezicht en grote oren.
Graaf Finn Verla zat aan de hoofd van de tafel. Zodra hij de gasten en zijn zoon zag de grote zaal binnenkomen, stond hij op en klapte in zijn handen. De muziek stopte onmiddellijk.
'Welkom, vrienden,' zei graaf met een oprechte glimlach. 'Neemt u plaatsen.' Als de zoon van graaf ging Clan aan de rechter zijde van zijn vader zitten gevolgd door Banríon en Ceart. De oude hertog Tírmór ging aan de linker kant zitten gevolgd door zijn vrouw en dochter.
Finn Verla gaf en sein naar de bediende dat eten gebracht mocht worden en gebaarde naar troubadouren dat ze weer muziek konden spelen.
'Zeg eens, uwe edelheid,' de woorden van de oude hertog waren tegen graaf Finn Verla gericht, 'hebben we wat te vieren vandaag?'
'Dat mag ik hopen, hertog,' antwoordde graaf met net zo'n ondeugende sluwe glimlach als die van hertog.
'Zou er van afhangen hoeveel koeien ik van je krijg,' zei Ronan Tírmór met zogenaamd vlak gezicht.
Ceart, oude hertog en graaf Finn begonnen te lachen, Grá deed haar best om haar lach te onderdrukken, Banríon en Clan begonnen te blozen en Gealach Tírmór gaf haar man een schop onder de tafel. Toen iedereen die lachte uitgelachen was, stonden er een heleboel verrukkelijk ruikende gerechten op tafel: geroosterd everzwijn, gebraden fazant, stoofpot, verschillende soorten kaas en gemarineerde groentes.
Terwijl de bediende wijn begon in te schenken, ging de nar alle gerechten demonstratief ruiken.
'Volgens mij zijn ze niet vergiftigd, graaf,' rapporteerde nar naar graaf Finn met een bloedserieus gezicht, 'maar voor de zekerheid zou ik ze allemaal moeten proeven.' Dit keer lachte iedereen aan de tafel. Zodra deze lachbui ook over was, hief Finn Verla zijn beker en proostten op de gezondheid van alle aanwezigen.
'Waar waren we gebleven?' vroeg Ronan Tírmór zichzelf luid. De nar kwam meteen naar hertog toe. En begon zogenaamd te fluisteren.
'Ik zou minimaal twee honderd koeien vragen voor zo'n mooi meisje,' fluisterde de nar zo luid als hij kon.
'Twee honderd koeien,' zei hertog Tírmór zelfverzekerd alsof het zijn eigen idee was.
'Twee honderd koeien?' herhaalde graaf Verla hertogs worden. 'Goede genade! Ik zeg honderd.'
'Schandalig!' riep de oude hertog zogenaamd verontwaardigd uit.
'Schandalig!' deed de naar hem na en stampte met zijn voet om meer overtuigend over te komen. Dit begon iedereen bijna hysterisch te lachen.
'Honderd negentig,' zei de oude hertog.
'Honderd tien,' was het antwoord van graaf Finn.
'Je wordt beroofd waar je bij staat!' riep hertog Ronan zogenaamd beledigd.
'We worden beroofd!' steunde de naar hem weer.
'En voor wie werk jij?' vroeg graaf Verla de nar.
De nar greep met handen naar zijn hoofd en deed alsof hij er pas nu erachter kwam dat hij aan graaf Finns zijde moest staan. Hij ging meteen bij de graaf staan.
'Veel te duur opa,' riep de nar.
'Ik zeg honderd twintig,' zei graaf Verla en zo gingen ze verder onderhandelen...
'Honderd veertig is mijn laatste woord,' bood graaf Verla.
'Honderd vijftig en je zoon krijgt de hand van mijn kleindochter.'
'Honderd vijftig koeien zal het zijn,' stemde graaf Verla in.
'Verkocht!'
'Opa!' Banríon wierp een verontwaardigd blik naar haar grootvader. 'Heb je mij gevraagd of ik het nou wil?'
'Nou als je niet wil,' zei hertog Tírmór zijn kleindochter aankijkend en daarna draaide hij als bliksem na de oudere graaf Verla. 'Finn, ik doe geen zaken met jou, want juffrouw wil het niet.'
'Wil ik wel,' viel Banríon hem in rede. 'Ik wil alleen dat Clan het zelf aan me vraagt.'
'Dat wilde ik ook doen,' de jonge graaf keek Banríon aan, 'maar het was onmogelijk om een woord tussen deze oude slijters te krijgen.' Clan stond van zijn stoel, deed hem op zij en viel op zijn knie voor jonge hertogin. Hij voelde zijn hart sneller kloppen. 'Lieve, Banríon,' haar hand in zijne, 'zou je met me willen trouwen?'
'Ja!' zei Banríon met ogen die van geluk straalden. Clan schoof een verlovingsring om haar rechter ringvinger. Een traditionele verlovingsring dat nog lang voor het uit elkaar vallen van Terinn gedragen werd. Een ring gemaakt van groen goud dat twee met elkaar gevlochten eiken taakjes voorstelde. Millennia lang was deze ring het symbool voor het één met de natuur zijn en één met elkaar zijn.
De nar begon als eerste te klappen gevolgd door de familieleden van de verloofden, bedienden en troubadouren.
De feestelijke maaltijd duurde nog uren voort. Er werd veel gepraat, veel gelachen en veel te veel gegeten en gedronken.
'Oh, ik heb veel te veel gedronken,' deelde Banríon lachend haar tafelgenoten mede, nadat ze haar zoveelste beker op zo'n manier plaatste dat die omviel en de overgebleven wijn in het schaal met de resten van de everzwijn terecht kwam.
'Dat is me nog helemaal niet opgevallen,' zei Ceart met overduidelijke sarcasme. 'Ik dacht dat jij het leuk vond om biggetje in wijn te baden of dat je hem, misschien niet lekker genoeg vond zonder wat extra wijn.'
'Over de everzwijn gesproken,' begon Banríon weer, 'ik vind dat het lekkerste everzwijn was dat ik ooit heb gegeten, en de andere gerechten zijn ook helemaal voortreffelijk! Heer Verla,' richtte Banríon zich tot de oudere graaf, 'uw kok heeft vandaag zichzelf overtroffen. Ik wil meester Úll persoonlijk bedanken.'
'Nee, Banríon,' antwoordde graaf Verla, 'het is niet meester Úll die voor dat heerlijk maaltijd verantwoordelijk is. Meester Úll werd ouder en vertrouwde zijn ogen en lichaam niet zo goed meer. Hij heeft me verzocht om hem van zijn verantwoordelijkheden als kok te ontbinden. Het is mijn nieuwe kok meester Ciarán, die voor al deze heerlijkheden heeft gezorgd. Dat is trouwens zijn eerste maaltijd bij mij. Hij is net gisteren aangekomen.'
'Ik heb hem eigenlijk ook nog niet gezien,' zei Clan.
'Laat hem alstublieft roepen, heer Verla,' vroeg Banríon.
'Roep meester Ciarán, Mila,' beviel heer Verla de bediende.
'Ja, heer,' zei Mila.
Over enkele minuten kwam Mila terug samen met de nieuwe kok. De man was erg lang, breed en goed gespierd. Zijn zachte blauwe ogen en vriendelijk gezicht leken tegenstrijdig met zijn brede kaken en gladgeschoren hoofd.
'Dames en heren,' de kok maakte een buiging naar de gasten, 'Ciarán Darach tot uw dienst.'
'Ik had u heel anders voorgesteld meester Ciarán,' begon Banríon met een duidelijk dronken stem, 'Veel ouder, dik.'
'Het spijt me dat ik uw zo teleurstelde, vrouwe,' zei de kok met een brede glimlach op zijn gezicht.
'Teleur-gesteld?' Banríon rekte het woord, 'Neeee... Juist tegenovergestelde. Uw kookkunsten zijn verbijsterend. Ik zit al zo vol en toch wil ik dooreten. Zo lekker is het.'
'U bent te aardig, vrouwe,' dankte de kok haar.
'Met uw uiterlijk zo u bij de lijfwacht van de Zijne Majesteit aangenomen kunnen worden,' merkte Clan op terwijl hij de kok waarderend bekeek.
'Dank u, mijn heer, maar de heerlijke geuren trekken me meer aan dan wapens en geweld.'
'Ik vind zelf alleen de toernooien leuk,' Clan zuchtte en naam een slokje wijn. 'maar als de plicht, oftewel Zijne Majesteit, me oproept, heb ik weinig keus.'
'Gelukkig, zijn niet alle plichten zo vervelend,' de oude hertog Tírmór knipoogte naar zijn schoonkleinzoon.
'Op leukere plichten!' hief Finn Verla zijn beker.
Iedereen volgde de voorbeeld van heer Verla en het feest ging voort. Ook de datum voor de huwelijksceremonie werd uitgekozen – 16 mei.